Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB6048

Datum uitspraak2007-04-18
Datum gepubliceerd2007-10-19
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers666249
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton


Indicatie

Eiseres vordert van gedaagde betaling van een factuur wegens door een door eiseres verzorgd transport. Gedaagde stelt dat bij het transport schade is ontstaan. Eiseres verweert zich o.a. door te stellen dat de vordering is verjaard. De kantonrechter oordeelt dat inderdaad sprake is van verjaring.


Uitspraak

Uitspraak: 18 april 2007 RECHTBANK ROTTERDAM Sector kanton VONNIS in de zaak van [eiseres], handelende onder de naam [handelsnaam], wonende te [woonplaats], eiseres bij exploot van dagvaarding van 12 september 2005, tevens verweerster in (voorwaardelijke) reconventie, gemachtigde: mr. A.A. Zeeman (ARAG-Nederland N.V. te Amsterdam / Leusden), tegen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid W.H.L. Freightline B.V., gevestigd en zaakdoende te Rotterdam, gedaagde in conventie, tevens eiseres in (voorwaardelijke) reconventie, gemachtigde mr. P.J.Chr. van Gog (Rolwaro BV). Partijen worden hierna ook aangeduid als ’[eiseres]’ en ‘Freightline’ . Het verloop van de procedure Bij dagvaarding heeft [eiseres] gevorderd: “(…) bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad gedaagde te veroordelen tot betaling aan eiseres, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, de hoofdsom ad € 3.094,00, vermeerderd met gemaakte buitengerechtelijke kosten ad 10 % zijnde € 309,40 alsmede vermeerderd de wettelijke renten vanaf 16 juni 2004, tot aan de dag der algehele voldoening en gedaagde te veroordelen in de kosten van dit geding, (…).”. Bij de dagvaarding heeft [eiseres] producties overgelegd. Op de zitting van 19 oktober 2005 heeft Freightline een "conclusie van antwoord in conventie, tevens houdende conclusie van eis in (voorwaardelijke) reconventie" genomen. Het slot van dat stuk luidt: “IN CONVENTIE: (…) bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad: [handelsnaam] niet-ontvankelijk te verklaren in haar vorderingen, althans die vorderingen af te wijzen als zijnde ongegrond en/of niet bewezen, in ieder geval voor zover het een bedrag van € 1.987,70 te boven gaat; IN (VOORWAARDELIJKE) RECONVENTIE: [handelsnaam] te veroordelen tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Freightline te betalen een bedrag van € 1.987,70, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 oktober 2005 tot aan de dag der algehele voldoening; IN CONVENTIE EN IN (VOORWAARDELIJKE) RECONVENTIE: [handelsnaam] te veroordelen in de kosten van het geding;”. Op 14 december 2005 heeft [eiseres] een “conclusie van repliek tevens acte vermindering van eis tevens conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie” genomen. Zij heeft haar vordering verminderd met het bedrag groot € 1.106,83 dat Freightline na dagvaarding heeft betaald. Op 11 januari 2006 heeft Freightline een “conclusie van dupliek in conventie, tevens houdende conclusie van repliek in (voorwaardelijke) reconventie, tevens houdende vermeerdering van eis” genomen. Zij heeft haar vordering tot vergoeding van rente vermeerderd als volgt: ”Primair vordert Freightline de rente ingevolge artikel 27 CMR zijnde 5% per jaar, subsidiair de wettelijke rente ex artikel 6:119 a BW, en wel vanaf 21 juli 2005 [bedoeld zal zijn: 21 juli 2004: kantonrechter], de dag dat de vordering van Freightline volgens de factuur opeisbaar werd, althans vanaf 19 oktober 2005, de dag dat de vordering is ingediend tot aan de dag der algehele voldoening”. [eiseres] heeft op 8 februari 2006 een “nadere conclusie in conventie tevens conclusie van dupliek in reconventie” genomen. Hierop is de uitspraak van het vonnis bepaald op 8 maart 2006. In verband met de door de werklast geboden prioriteit is de uitspraak vervolgens aangehouden tot heden. De vaststaande feiten in conventie en in (voorwaardelijke) reconventie: Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of niet voldoende betwist en/of mede op basis van de overgelegde onweersproken gebleven producties, staat tussen partijen, voor zover direct relevant het navolgende vast [N.B.: bij de notatie van data is veelal aansluiting gehouden met de manier waarop het desbetreffende stuk zelf is gedateerd] - Freightline heeft aan [eiseres] op of omstreeks 23 april 2004 opdracht verstrekt tot het vervoeren van 43 karren met planten vanuit Nederland en België, te lossen in Spanje op 26 april 2004; - voor zover rechtstreeks van belang houdt die transportopdracht het volgende in: “betreft: Transportopdracht voor droge / schone / reukvrije koel-trailer (…) Temperatuur: + 16o Celcius (…) losadres: volgt ??? Porto of Vigo Vervoerderscond. CMR (…)”; - [eiseres] heeft het transport uitbesteed aan de ‘Baarnsche Transport Service (BTS)’, die het ook daadwerkelijk heeft uitgevoerd; - Freightline heeft bij faxbericht van 28 april 2004 [eiseres] meegedeeld“dat er tijdens bovenstaand transport schade [is] ontstaan aan de lading” en “In bijgaand schrijven treft u de schade aan”. Boven aan het faxbericht is een afdruk aangebracht die luidt “28.apr.2004 16:03 W.H.L. Freightline B.V. NO.8411 P.1/3”. Als aantal pagina’s staat in het faxbericht zelf vermeld “1 (incl. deze pag. 1” waarbij de 1 vervolgens met de hand is gewijzigd in “3”. De -eventuele- bladzijden 2 en 3 van dit faxbericht maken geen deel uit van de proces-stukken, noch van die welke zijn overgelegd door [eiseres], noch van die overgelegd door Freightline; - in een aan Freightline gericht faxbericht van de ontvanger van de planten (althans de vervoerder in Portugal, Vougafrio Transportes LDA) gedateerd 27/04/04 (maar voorzien van een faxopdruk “28-apr-2004 13:03 DE: VOUGAFRIO (…)P.: WHL P: 1” ) klaagt deze (in de Engelse taal) over het vervoer van de planten per vleeswagen, omdat de vleeshaken problemen gaven met het laden van de karren en - “the worst problem” - omdat delen van de planten beschadigd waren door diezelfde vleeshaken en bedekt waren met smeervet van de haken; - Bij faxbericht van 29 april 2004 heeft Freightline [eiseres] nog het volgende bericht: “In aansluiting aan onze fax van 28/04 en uw fax van heden [dat stuk, een - eventueel - faxbericht van [eiseres] aan Freightline van 29 april 2004 bevindt zich niet onder de processtukken: kantonrechter] kunnen wij u als volgt informeren: 1) u heeft onze transportopdracht geaccepteerd om 43 cc karren met planten te gaan laden in een schone, droge, reukvrije koeltrailer. Wij hebben van tevoren gevraagd of uw chauffeur ervaring had met plantenvervoer, waarop ja geantwoord is. Dus betreft het een auto van min. 1330 x 250 x 260 cm (binnenmaten), e.e.a. bij u welbekend. 2) Achteraf blijkt dat u een wagen heeft gesteld met vleeshang / eurosysteem (245 cm hoog), waardoor de planten met hun koppen/bladeren tussen de eurosysteempijpen stonden (welke dik onder het smeervet zaten). Hiervan zijn foto's gemaakt bij aankomst. 3) Uiteraard had u ons moeten informeren dat er bij belading al problemen waren. Wellicht konden wij misschien nog iets bijsturen, cq in de planning veranderen. Echter hebben wij pas zondagavond vernomen dat een auto zou zijn geladen met vleeshang, waarop wij u hebben gebeld, echter bij u was niets bekend. 4) Zoals uw vervoerder stelt; dat de aflader verantwoording heeft voor de goederen welke door u vervoerd worden is niet correct. De vervoerder cq chauffeur accepteerd de lading en neemt dus de verantwoordelijkheid over. Gezien bovenstaande stellen wij u dan ook volledig aansprakelijk voor de ontstane schade, en behouden ons het recht hierop nader terug te komen. (…)”; - [eiseres] heeft Freightline op 7 mei 2004 een factuur toegezonden ten bedrage van € 2.600,00 (inclusief BTW € 3.094,00); - Freightline heeft de factuur aanvankelijk geheel onbetaald gelaten: eerst na dagvaarding heeft zij een bedrag groot € 1.106,83 in mindering betaald; - Bij faxbericht van 21/05/04 heeft Vougafrio aan Freightline meegedeeld dat de schade aan de planten € 1.669,89 bedraagt; - Met haar factuur van 21-06-2004 ad € 1.669,89 + 19% BTW = € 1.987,17 heeft Freightline [eiseres] onder verwijzing naar “haar eerdere aansprakelijkheidsstelling” belast voor de ontstane schade; - [eiseres] heeft op haar beurt dit bedrag weer doorbelast aan “BTS Sumatrastraat 9, 3742 CV Baarn´ bij factuur van 29-06-04; - Bij brief van 13 juli 2004 heeft Preventass BV, de verzekeraar van BTS, de geclaimde schade afgewezen; - Bij brief (mogelijk faxbericht) van 16-07-2004 heeft [eiseres] Freightline het volgende bericht: “(…) Betreft vermeende scahde aan planten geladen 24-04-2004 in Aalsmeer met kenteken BG-ZR-75 Dit schrijven kreeg ik van de verzekering van de transporteur BTS. Zij wijzen de schade af zoals u kunt zien. Wij verzoeken u dit door te geven aan uw verzekering zodat zij met hun in conclaaf kunnen gaan. zodat deze kwestie geregeld kan worden. Wij verzoeken u deze schade niet te verrekenen met de factuur aangaande dit transport daar dit wettelijk niet is toegestaan. En ik deze moet betalen en zelf geen schuld heb aan deze schade. Hopende op een goede afwikkeling verblijf ik (…)”; - bij brief van 28-12-2004 schrijft [eiseres] aan Freightline dat zij op haar brief van 16-07-2004 van Freightline geen enkele reactie heeft ontvangen. Zij stuurt de brief en 5 bijlagen (een schrijven verzekering Preventass van de vervoerder, een schrijven van [eiseres], de schone CMR en de factuur) opnieuw toe en verzoekt met klem de factuur te betalen, bij gebreke waarvan zij de vordering uit handen zal geven; - bij brief van 23 mei 2005 heeft Arag rechtsbijstand, als gemachtigde van [eiseres], Freightline tot betaling gesommeerd; - in reactie daarop heeft Freightline die gemachtigde bij faxbericht van 25/05/2005 bericht dat zij de brief heeft doorgezonden aan haar verzekeraar; - de gemachtigde van [eiseres] heeft Freightline bij brief van 10 augustus 2005 aangesproken op het uitblijven van verdere actie van Freightline; De stellingen van partijen in conventie en in (voorwaardelijke) reconventie: [eiseres] vordert in conventie (volledige) betaling van haar factuur ter zake het uitgevoerde transport, en stelt dat de kwestie van de door Freightline gepretendeerde schade inmiddels is verjaard. Boven het (restant-)bedrag van de factuur vordert zij de gemaakte buitengerechtelijke kosten ad 10% van de (oorspronkelijke) hoofdsom en de wettelijke rente van 6 juni 2004, de vervaldag van de factuur. Freightline erkent dat [eiseres] haar op zich terecht heeft belast met een bedrag groot € 3.094,00 (inclusief BTW) voor het door [eiseres] in opdracht van Freightline uitgevoerde transport. - Er is echter schade ontstaan aan de lading, hetgeen Freightline op 27 april 2004 van haar opdrachtgever Vougafrio te horen heeft gekregen. Met haar faxbericht van 28 april 2004 heeft Freightline [eiseres] hiervan op de hoogte gebracht. Vervolgens heeft zij op 29 april 2004 [eiseres] een specificatie gestuurd van de schade en [eiseres] volledig aansprakelijk gesteld. [eiseres] heeft de vervoersovereenkomst niet naar behoren uitgevoerd en is aansprakelijk voor de ontstane schade. - Op 21 juni 2004 heeft Freightline de door haar aan de opdrachtgever vergoede schade aan [eiseres] tot een bedrag van € 1.987,17 (inclusief BTW) in rekening gebracht met haar factuur van die datum. - De aansprakelijkheidsstelling van 29 april 2004 en/of de facturering van 21 juni 2004 is (zijn) (een) schriftelijke vordering(en) als bedoeld in artikel 32 lid 2 CMR. [eiseres] heeft die vordering tot schadevergoeding niet zelf schriftelijk duidelijk en ondubbelzinnig afgewezen onder terugzending van de stukken. - Freightline wenst de schade ad € 1.987,17 te verrekenen met de vrachtsom en heeft het meerdere alsnog betaald. - Freightline bestrijdt verder buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente verschuldigd te zijn en betwist verder de juistheid van de hoegrootheid van de kosten. Zij verlangt dat [eiseres] deze in rechte bewijst. Indien en voor zover een beroep op verrekening in conventie niet opgaat vordert Freightline in reconventie vergoeding van de schade ad € 1.987,17, ontstaan doordat [eiseres] is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de vervoersovereenkomst, althans onrechtmatig heeft gehandeld, te vermeerderen met rente en kosten. Volgens [eiseres] moet het beroep op verrekening in conventie worden afgewezen, omdat in de verste verte niet vast staat dat Freightline een geldige vordering heeft op [eiseres]. Het ongemotiveerde verweer tegen de gevorderde buitengerechtelijke kosten kan niet gehonoreerd worden: [eiseres] heeft kosten gemaakt, hetgeen al blijkt uit de door haar in het geding gebrachte producties. In (voorwaardelijke) reconventie: - bestrijdt [eiseres] dat er schade is ontstaan bij gelegenheid van het vervoer. Bij het inladen zijn er door de verlader geen opmerkingen gemaakt over het vervoermiddel en ook bij aankomst is er geen melding gemaakt van schade. Ook later heeft Freightline nooit aangetoond of zelfs maar aannemelijk gemaakt dat er enige schade is ontstaan; - beroept zij zich daarnaast onder verwijzing naar artikel 32 CMR op de verjaring van de gepretendeerde vordering. Volgens [eiseres] is de verjaringstermijn gaan lopen op 26 april 2004, is deze geschorst vanaf 28 of 29 april 2004, en weer gaan lopen vanaf de afwijzing door [eiseres] bij brief van 16 juli 2004 tot ongeveer 14 juli 2005. Bij het melden van de klacht c.q. het instellen van de schadeclaim had Freightline nog geen stukken gevoegd, dus kon [eiseres] bij de schriftelijke afwijzing van 16 juli 2004 ook geen “daarbij gevoegde stukken” terugzenden. Ten aanzien van de faxbrieven van 28 en 29 april 2004 is dat overbodig omdat Freightline zelf de originelen had behouden. Bovendien komt het in de praktijk overigens bijna nooit voor dat een belanghebbende stukken meestuurt die hij in de nabije toekomst wellicht hard nodig heeft en daarom is in de praktijk aan de terugzendregel elke zin ontvallen; - stelt [eiseres] dat verder geldt dat Freightline de hoogte van de eventueel geleden schade niet heeft aangetoond, laat staan dat blijkt dat zij rekening heeft gehouden met de limitering van de schade op de voet van artikel 23 lid 3 CMR (gerelateerd aan de norm van 8,33 rekeneenheden voor elke ontbrekende kilogram bruto gewicht). Met de als productie overgelegde foto’s (met maar één foto met daarop één plant met een onduidelijke schade) wordt niets aangetoond over de omvang van de schade en ook verder toont Freightline niet aan hoeveel kilo lading beschadigd zou zijn geweest. Zij legt ook niet de handels-factuur over, zodat de waarde van de goederen niet vast staat; - voert [eiseres] tenslotte aan dat Freightline zelfs niet heeft aangetoond dat zij daadwerkelijk haar opdrachtgever schadeloos heeft gesteld tot het gevorderde bedrag, terwijl het ook mogelijk is dat zij dit (slechts of vooral) uit commerciële overwegingen heeft gedaan. Freightline heeft (nader) aangevoerd dat het bestaan van de schade blijkt uit de door haar als productie overgelegde foto’s en de opgave van het schadebedrag door Vougafrio, die gelijk is aan de opgave van de schade door de uiteindelijke ontvanger van de goederen (Juan Carlos Bouso Fernandez). Zij houdt staande dat [eiseres] de vordering niet op de juiste wijze (in de zin van artikel 32 lid 2 CMR) schriftelijk heeft afgewezen onder terugzending van de bijgevoegde stukken. De brief van 16 juli 2004 bevat geen duidelijke schriftelijke afwijzing en de stukken van Freightline (gestuurd op 28 april 2004, 29 april 2004 en haar rekening van 21 juni 2004) heeft [eiseres] niet teruggezonden. De vordering van Freightline is dus niet verjaard. De door Freightline gevorderde schade valt wel binnen de limiet, gelet op het totale gewicht van de lading van 2.801,47 kilogram. Freightline heeft haar vordering tot vergoeding van vertragingsrente vermeerderd zoals hiervoor geciteerd. De beoordeling in conventie en in (voorwaardelijke) reconventie: Voor de beslissing is het meest wezenlijk het rechterlijk oordeel over de zijdens [eiseres] gestelde en door Freightline bestreden verjaring van de (eventuele) schadevordering van Freightline op grond van het op het desbetreffende transport toepasselijke (artikel 32 van het) Verdrag betreffende de overeenkomst tot internationaal vervoer voor goederen over de weg (CMR). Daarbij is uitsluitend bepalend de inhoud van de brief van [eiseres] van 16 juli 2004 en (het antwoord op) de vraag of zij daarbij stukken had kunnen en moeten terugzenden. Immers, gesteld noch gebleken is dat Freightline op enig moment na die brief van 16 juli 2004 nog enige schorsings- of stuitingshandeling heeft verricht naar Nederlands recht (ook niet in reactie op de aanmaningen van [eiseres] of haar gemachtigde: het faxbericht van 25/05/2005 van Freightline aan die gemachtigde is in geen geval als zodanig te kwalificeren). artikel 32 van het CMR luidt: “1. De rechtsvorderingen, waartoe een aan dit Verdrag onderworpen vervoer aanleiding geeft, verjaren door verloop van een jaar. In geval van opzet of van schuld, welke volgens de wet van het gerecht, waarvoor de vordering aanhangig is, met opzet gelijkgesteld wordt, is de verjaringstermijn drie jaar. De verjaring loopt: a) in geval van gedeeltelijk verlies, beschadiging of vertraging, vanaf de dag, waarop de goederen zijn afgeleverd; b) in geval van volledig verlies, vanaf de dertigste dag na afloop van de bedongen termijn of, bij gebreke van zulk een termijn, vanaf de zestigste dag na de inontvangstneming van de goederen door de vervoerder; c) in alle andere gevallen, na afloop van een termijn van drie maanden na de sluiting der vervoerovereenkomst. De hierboven als begin van de verjaring aangegeven dag wordt niet begrepen in de verjaringstermijn. 2. Een schriftelijke vordering schorst de verjaring tot aan de dag, waarop de vervoerder de vordering schriftelijk afwijst en de daarbij gevoegde stukken terugzendt. In geval van gedeeltelijke aanvaarding van de vordering hervat de verjaring haar loop alleen voor het deel van de vordering, dat betwist blijft. Het bewijs van ontvangst van de vordering of van het antwoord en van het terugzenden der stukken rust op de partij, die dit feit inroept. Verdere, op hetzelfde onderwerp betrekking hebbende vorderingen schorsen de verjaring niet. 3. Met inachtneming van de bepalingen van het tweede lid, wordt de schorsing van de verjaring beheerst door de wet van het gerecht waarvoor de zaak aanhangig is. Hetzelfde geldt voor de stuiting van de verjaring. 4. Een verjaarde vordering kan ook niet meer in de vorm van een vordering in reconventie of van een exceptie worden geldend gemaakt.”. De kantonrechter oordeelt als volgt: - De zinsnede van [eiseres] in de (hiervoor volledig geciteerde) brief van 16 juli 2004 (“..ik … zelf geen schuld heb aan deze schade”) is een voldoende duidelijke en ondubbelzinnige afwijzing van de vordering van Freightline, in de zin van de verdragsbepaling. - Het terugzenden aan Freightline van haar eigen faxberichten van 28 en 29 april 2004 en van haar eigen factuur van 21-06-2004 (zelfs als wordt aangenomen dat dit laatste stuk als origineel per gewone post is toegezonden) wordt door de verdragsbepaling, althans haar ratio, niet verlangd. - De kennelijke bedoeling van artikel 32 lid 2 CMR is immers dat diegene die de vordering pretendeert weer dient te kunnen beschikking over de stukken die hij ter onderbouwing aan zijn wederpartij heeft gezonden. Dat doel werd hier bereikt ook zonder fysieke retourzending van alle stukken. Vergelijk de overwegingen van het Gerechtshof Arnhem, kenbaar uit het arrest van de Hoge Raad der Nederlanden van 14-05-2005 (NJ 2005/236). Evident is toch Freightline al en nog steeds over die stukken beschikte. - Gesteld noch gebleken is dat Freightline bij toezending van haar factuur van 21-06-2004 originele stukken afkomstig van Vougafrio of Juan Carlos Bouso Fernandez heeft gevoegd. - Indien al door Freightline bij het faxbericht van 28 april wèl bijlagen waren gevoegd (hetgeen de faxopdruk en de handmatige wijziging op dat stuk van “1” in “3” op zichzelf beschouwd doet vermoeden) dan zijn die bijlagen in ieder geval in deze procedure niet door Freightline overgelegd. Maar zelfs in het geval dat Freightline daadwerkelijk wèl bijlagen heeft meegezonden, dan nog luidt het oordeel dat retournering daarvan niet noodzakelijk zou zijn geweest, omdat het ook dan om per fax toegezonden stukken gaat (waarvan Freightline de originelen behouden had). Dat betekent dat de vordering van Freightline, geheel daargelaten of die overigens zou opgaan gelet op hetgeen [eiseres] daartegen verder als verweer heeft gevoerd, is verjaard. Noch in conventie noch in reconventie kan Freightline zich dus op deze (tegen)vordering beroepen ter (gedeeltelijke) afwering van de vordering van [eiseres] (die als zodanig immers als erkend tussen partijen vast staat). Uiteraard is Freightline de wettelijke vertragingsrente (van artikel 6:119a BW) hierover verschuldigd. Het verweer van Freightline tegen de meegevorderde buitengerechtelijke kosten wordt eveneens verworpen, nu uit de stukken blijkt dat er daadwerkelijk buitengerechtelijke incassohandelingen zijn verricht, dat [eiseres] dat tevoren aan Freightline heeft aangezegd, en omdat het gevorderde bedrag naar de gangbare maatstaven redelijk is. Als de in het ongelijk gestelde partij wordt Freightline zowel in conventie als in (voorwaardelijke) reconventie in de kosten van de procedure veroordeeld. Daarbij wordt het gevorderde bedrag aan BTW over de dagvaardingskosten niet toegewezen, nu [eiseres] in de dagvaarding stelt dat zij de BTW kan verrekenen. De beslissing De kantonrechter: in conventie: - veroordeelt Freightline om aan [eiseres] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen: * € 1.987,17, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119a BW over een bedrag van € 3.094,00 vanaf 6 juni 2004 tot de dag der voldoening, rekening houdend met elke deelbetaling; * € 309,40 aan buitengerechtelijke kosten; - veroordeelt Freightline in de kosten van de procedure, tot op deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] vastgesteld op een bedrag groot € 263,93 aan verschotten en € 350,00 aan salaris voor haar gemachtigde; - verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad en wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd; in (voorwaardelijke) reconventie: - wijst de vordering af; - veroordeelt Freightline in de kosten van de procedure, tot op deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] vastgesteld op een bedrag groot € 225,00 aan salaris voor haar gemachtigde. Dit vonnis is gewezen door mr. W.F. Lubberink en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.